Inleiding
Het nasopharynxcarcinoom is zeldzaam en wordt in Nederland jaarlijks bij ongeveer 150 patiënten vastgesteld. Er zijn echter gebieden in Zuidoost-Azië, Indonesië, rond de Middellandse Zee en in het poolgebied waar het nasopharynxcarcinoom endemisch voorkomt. Er lijkt een relatie te bestaan met etniciteit en omgevingsfactoren zoals voeding en rookgewoontes. Daarnaast kunnen bepaalde subtypen van het nasopharynxcarcinoom gerelateerd zijn aan een infectie met het epstein-barrvirus. Er zijn vier subtypen: het keratiniserende plaveiselcelcarcinoom (WHO type I), de niet-keratiniserende gedifferentieerde vorm (WHO type II) of ongedifferentieerd carcinoom (WHO type III). Het basaloïd plaveiselcelcarcinoom is het vierde, uiterst zeldzame, subtype. De ziekte kan zich op alle leeftijden voordoen en komt 23 keer vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Het niet-keratiniserende lokaal gevorderde nasopharynxcarcinoom heeft een sterke neiging tot metastaseren. Gerecidiveerde of gemetastaseerde ziekte wordt behandeld volgens de Europese richtlijnen (ESMO-EURACAN).1
1. Kankersoort en lijn van behandeling
Onderhoudsbehandeling met capecitabine werd onderzocht bij patiënten met een gemetastaseerd nasopharynxcarcinoom die ten minste ziektestabilisatie hadden na eerstelijns chemotherapie bestaande uit 4 tot 6 cycli met paclitaxel, cisplatine en capecitabine (TPC).
2. Vergelijking met de referentiebehandeling in Nederland
In Nederland is het gemetastaseerd nasopharynxcarcinoom zeldzaam. Eerstelijns behandeling bestaat uit chemotherapie met gemcitabine en cisplatine gevolgd door eventueel radiotherapie op de primaire tumor en lymfeklieren in de hals. Er is geen standaard tweedelijns behandeling. In studieverband worden lokale therapieën bij oligometastasen, immuuntherapie en onder andere capecitabine toegepast. Capecitabine is niet geregistreerd voor het nasopharynxcarcinoom. Voor de Nederlandse situatie is er geen specifieke richtlijn voor het nasopharynxcarcinoom. Er wordt gebruikgemaakt van de ESMO-EURACAN-clinical practice guidelines.1 In deze richtlijn wordt geen onderhoudsbehandeling genoemd. Combinatiechemotherapie in de vorm van TPC wordt in Nederland nauwelijks voor deze indicatie toegepast. Deze behandeling vond echter plaats voor het moment van inclusie in de studie. De controlebehandeling in de studie – maximaal ondersteunde zorg – is gelijk aan de Nederlandse praktijk.