1. Samenvatting eerder advies
In augustus 2021 beoordeelde de cieBOM de waarde van osimertinib als adjuvante therapie bij patiënten met een gereseceerd EGFR-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC).1 In de ADAURA-studie werd 3 jaar adjuvante behandeling met osimertinib vergeleken met placebo bij patiënten met een compleet gereseceerd stadium IB-IIIA EGFR-positief (ex19del of L858R) NSCLC, al dan niet na adjuvante chemotherapie.2 Stadiëring was volgens de 7e editie IASLC. Het primaire eindpunt van de studie was ziektevrije overleving (DFS), gedefinieerd als tijd tot recidiefziekte of overlijden, van patiënten met stadium II-IIIA, beoordeeld door de onderzoeker. Secundaire eindpunten waren DFS in de hele studiegroep, overleving (OS) en kwaliteit van leven. Tussen november 2015 en februari 2019 werden 682 patiënten gerandomiseerd: 339 in de osimertinibgroep en 343 in de placebogroep.
Ten tijde van de primaire analyse was de mediane follow-up 22,1 maanden in de osimertinibgroep en 14,9 maanden in de placebogroep. Bij patiënten met stadium II-IIIA NSCLC was de DFS na 24 maanden 90 procent (95%-BI: 84-93) in de osimertinibgroep en 44 procent (95%-BI: 37-51) in de placebogroep (HR: 0,17 [99,06%-BI: 0,11-0,26]; p < 0,001). De mediane DFS was nog niet bereikt in de osimertinibgroep en was 19,6 maanden (95%-BI: 16,6-24,5) in de placebogroep. Ook de DFS na 24 maanden van de totale studiepopulatie (inclusief stadium IB, conform de EMA-registratie) was significant langer met osimertinib dan met placebo: 89 versus 52 procent (HR: 0,20 [99,12%-BI: 0,14-0,30]; p < 0,001). Deze resultaten voldeden aan de PASKWIL-criteria voor adjuvante behandeling voor een voorlopig positief advies voor NSCLC-patiënten met stadium IB-IIIA en een EGFR-mutatie na complete resectie en eventuele adjuvante chemotherapie.
2. Update van de resultaten
In juni 2023 werden de resultaten gepubliceerd van de analyse van de OS.3 Ten tijde van de data cut-off op 27 januari 2023 was er 18 procent maturiteit in de totale studiepopulatie (stadium IB-IIIA, het EMA-label). In de osimertinibgroep waren 42 van de 339 patiënten overleden (12 procent), waarvan 34 (10 procent) aan de gevolgen van NSCLC, en in de placebogroep waren 82 van de 343 patiënten overleden (24 procent), waarvan 68 (20 procent) aan NSCLC. De mediane duur van behandeling was 35,8 maanden (range 0-38) in de osimertinibgroep en 25,1 maanden (range 0-39 maanden) in de placebogroep. De mediane duur van de follow up was 60,4 maanden (range 0-82) in de osimertinibgroep en 59,4 maanden (range 1-86) in de placebogroep.
De 5-jaars OS was 88 procent (95%-BI: 83-91) in de osimertinibgroep en 78 procent (95%-BI: 73-82) in de placebogroep, met een HR van 0,49 (95%-BI: 0,34-0,70; p < 0,001). In de subgroep met stadium II-IIIA-ziekte, met 233 patiënten in de osimertinibgroep en 237 in de placebogroep, was de 5-jaars OS 85 procent (95%-BI: 79-89) in de osimertinibgroep en 73 procent (95%-BI: 66-778) in de placebogroep, met een HR van 0,49 (95%-BI: 0,33-0,73, p < 0,001). Bij stadium II-IIIA-ziekte was de 5-jaars OS in de 352 patiënten die adjuvante chemotherapie kregen respectievelijk 87 procent en 75 procent, en dit was 80 procent en 66 procent respectievelijk in de 118 patiënten die geen adjuvante chemotherapie kregen. Ten tijde van de OS-analyse hadden 184 patiënten in de placebogroep (54 procent) een vervolgbehandeling gekregen, waarvan 162 een TKI kregen waarvan weer 79 patiënten (43 procent van totaal aantal placebopatiënten met progressie) osimertinib. Tijdens deze langere follow up werden geen onverwachte bijwerkingen waargenomen. Er bleek na 3 jaar behandeling geen verschil van kwaliteit van leven te zijn qua fysiek en mentaal functioneren met de SF-36-vragenlijst.4