3. Methode en kwaliteit van de studie
De VISION-studie is een internationale, single-arm, open-label fase II-studie. Cohort A bestond uit patiënten met een METex14-mutatie, cohort B uit patiënten met een MET-amplificatie en cohort C is een later gestart cohort met ook een METex14-mutatie, als validatie voor cohort A. In deze publicatie worden alleen de resultaten van cohort A beschreven.2
Om voor inclusie in aanmerking te komen, moesten patiënten ouder zijn dan 18 jaar en een gevorderd of gemetastaseerd NSCLC hebben met een METex14 skipping-mutatie. Er moest sprake zijn van een ECOG-performancestatus van 0 of 1, afwezigheid van een EGFR-mutatie of ALK-herschikking, en meetbare ziekte volgens RECIST 1.1. Een METex14 skipping-mutatie moest worden vastgesteld met next generation sequencing op circulerend vrij DNA (cfDNA, liquid biopsy) of RNA-analyse van verse of archiefweefselbiopten of allebei. Tot 2 eerdere lijnen van behandeling waren toegestaan. Hersenmetastasen waren toegestaan mits neurologisch stabiel en met een afgebouwde steroïddosering of indien de hersenmetastasen asymptomatisch en kleiner dan 1 cm in grootste diameter waren.
Tepotinib werd eenmaal daags gegeven in een tablet van 500 mg (waar 450 mg van het actieve bestandsdeel in zit), in cycli van 21 dagen. De behandeling werd voortgezet tot aan progressie, overlijden of onacceptabele toxiciteit. Responsmetingen door middel van CT- of MRI-scan vonden plaats voor start van de studie, en nadien elke 6 weken gedurende de eerste 9 maanden, en vervolgens om de 12 weken. Bij start van de studie was beeldvorming van de hersenen (CT- of MRI-scan) verplicht.
Bij hersenmetastasering werd deze ook bij elke responsmeting herhaald. Alle beeldvorming werd centraal en onafhankelijk beoordeeld volgens RECIST 1.1. Bijwerkingen werden geclassificeerd volgens de NCI-CTCAE v4.03. Kwaliteit van leven werd gemeten met de European Organization for Research and Treatment of Cancer Quality of Life Questionnaire aangevuld met de Lung Cancer Module (EORTC QLQ-LC 30 en 13), en met de EuroQol Group 5-Dimension 5-Level questionnaire (EQ-5D-5L), ook steeds elke 6 weken. Ook werd serieel bij baseline, in week 6 en in week 12 een cfDNA liquid biopsy gedaan voor het beoordelen van een moleculaire respons, met ofwel een complete respons (geen METex14 mutatie meer aantoonbaar) of majeure respons (> 75 procent maar < 100 procent afname van de mutatie).
Het primaire eindpunt van de studie was het objectieve respons percentage (ORR), bevestigd in een herhaling van de beeldvorming ten minste 4 weken na de vorige beeldvorming, centraal en onafhankelijk bepaald. Secundaire eindpunten waren het door de onderzoeker bepaalde ORR, responsduur (DoR), progressievrije overleving (PFS), algehele overleving (OS) en veiligheid. Effectiviteitsanalyse werd verricht nadat er ten minste 60 patiënten in zowel de liquid biopsy subgroep als de weefselbiopsie subgroep ten minste 9 maanden follow-up hadden gehad. Evaluatie was mogelijk indien er minstens 2 responsbeoordelingen hadden plaatsgevonden of indien deelname aan de studie was beëindigd (elke reden). De analyses werden verricht in drie groepen: alleen liquid biopsy, alleen weefselbiopt en de gecombineerde groep. In elk van deze groepen werd gestreefd naar een ORR van 40-50 procent, met een ondergrens van het tweezijdige 95 procent-betrouwbaarheidsinterval (Clopper-Pearson) van ten minste 20 procent voor alle behandellijnen. Voor het bepalen van de DoR, PFS en OS werd de Kaplan-Meier-methode gebruikt. Veiligheidsanalyse gebeurde in alle patiënten die ten minste 1 dosis tepotinib hadden gehad.
4. Effectiviteit van de behandeling afgezet tegen de bijwerkingen en impact van de behandeling
Tussen september 2016 en januari 2020 werden 6.078 patiënten gescreend op MET-alteraties. Een METex14-mutatie werd bij 169 patiënten vastgesteld. Hiervan werden 152 patiënten behandeld met tepotinib (veiligheidsgroep), waarvan 99 patiënten ten minste 9 maanden follow-up (effectiviteitspopulatie) hadden. Deze 99 patiënten waren de gecombineerde diagnosegroep, 66 hadden een positieve liquid biopsy, 60 een positief weefselbiopt en 27 patiënten allebei. De mediane leeftijd van deze 99 patiënten was 74 jaar, 46 procent was (ex)roker, 75 procent was Kaukasisch, 78 procent had een performancestatus van 1, 90 procent had een adenocarcinoom en 11 procent had hersenmetastasen. 43 patiënten hadden nog geen eerdere behandeling ondergaan, 33 1 eerdere lijn en 23 2 of meer lijnen eerdere therapie. Eerdere therapie bestond uit chemotherapie en/of immuuntherapie, met een mediane PFS van 3 maanden. De karakteristieken waren vrijwel gelijk tussen de 3 groepen. De mediane follow-up in de effectiviteitspopulatie was 17,4 maanden, die in de veiligheidspopulatie 11,8 maanden. De mediane behandelduur met tepotinib was 6,9 maanden (< 0,1 tot 36,7 maanden).
In de effectiviteitspopulatie was de onafhankelijk bepaalde ORR 46 procent (95%-BI: 36%-57%). Alle responsen waren partieel; complete responsen werden niet gezien. In de groep patiënten behandeld met tepotinib in eerste lijn was de onafhankelijk vastgestelde ORR 44,2% (95%-BI: 29,1%-60,1%) en in de tweede lijn of hoger (het EMA-label) 48,2 procent (95%-BI: 34,7%-62,0%). Er was geen verschil tussen de 33 patiënten in de tweede lijn (ORR 48,5%) en de derde lijn of hoger (23 patiënten met ORR 47,8%). De ORR zonder eerdere platinumbevattende chemotherapie was 42,6 procent (95%-BI: 28,3%-57,8%), die na platinumbevattende chemotherapie 53,1 procent (95%-BI: 38,3%-67,5%). Er was geen verschil in ORR ten aanzien van het soort biopsie, de ORR van de weefselbiopsie groep was 50 procent en 48 procent in de liquid biopsy-groep.
Respons trad snel op, meestal binnen 6 weken na start. De onafhankelijk vastgestelde DoR was 11,1 maanden in de effectiviteitspopulatie (95%-BI: 7,2-niet te bepalen). In de groep patiënten met alleen een weefselbiopt was dit 15,7 maanden, in de liquid biopsy groep 9,9 maanden. De DoR wordt niet weergeven voor de groepen uitgesplitst naar lijn van de behandeling. De mediane PFS van de effectiviteitspopulatie was 8,5 maanden (95%-BI: 6,7 maanden tot 11,0 maanden). De mediane OS in deze populatie was 17,1 maanden (95%-BI: 12,0-26,8 maanden), maar nog niet matuur. Van de patiënten werd 35 procent behandeld met een vervolglijn na tepotinib. Bij de 11 patiënten met hersenmetastasen was de onafhankelijke bepaalde ORR 55 procent, met een mediane DoR van 9,5 maanden. De kwaliteit van leven vragenlijsten werden goed ingevuld, 88 procent na 12 weken. De meesten domeinen vertoonden stabiliteit, alleen het domein hoest vertoonde een klinisch relevante verbetering.
In de veiligheidspopulatie van 152 patiënten werd bij 89 procent een bijwerking gevonden die toe te schrijven was aan tepotinib. Een bijwerking van graad 3 of hoger trad op bij 25 procent van de patiënten. De meest voorkomende bijwerking van graad 3 of hoger was perifeer oedeem (7 procent) en pleuravocht (3 procent). Een verhoogd amylase en lipase werd vaak gezien (9 procent en 6 procent; maximaal graad 2), maar was meestal asymptomatisch. De meeste bijwerkingen ontstonden binnen 11 weken na start van de behandeling. Ernstige bijwerkingen gerelateerd aan tepotinib traden op in 15 procent, de meest voorkomende pleuravocht en oedeem, in 2,6 procent allebei.
Bijwerkingen leidden tot een dosisreductie in 33 procent van de patiënten, en in 11 procent tot een behandelstop. Bijwerkingen leidend tot de dood traden op bij 21 patiënten, maar slechts bij 1 patiënt was het overlijden het gevolg van tepotinib volgens de onderzoekers (overlijden door respiratoir falen bij mogelijk interstitieel longlijden veroorzaakt door tepotinib). Er werd geen associatie gevonden tussen het type exon 14 skipping-mutatie en de uitkomsten. Bij 51 patiënten was er serieel cfDNA liquid biopsy beschikbaar. Een moleculaire respons trad op bij 34 patiënten (67 procent), 27 patiënten hadden een complete respons en 7 een majeure moleculaire respons. Van deze 34 patiënten hadden 24 een partiële respons en 6 stabiele ziekte (een disease control rate van 88 procent bij een moleculaire respons). In 2022 werd een update gepubliceerd, met inmiddels 152 patienten.3 Hiervan waren 83 patiënten voorafgaand aan tepotinib al behandeld, conform de EMA-registratie. Deze groep had een onafhankelijk bepaalde ORR van 44,6 procent (95%-BI: 33,7%-55,9%). De mediane DoR was 11,1 maanden (95%-BI: 9,5-18,5 maanden) in deze groep. De bijwerkingen waren conform de eerdere studie.