Inleiding
In het afgelopen decennium zijn de behandelopties van het irresectabel en gemetastaseerd melanoom fors uitgebreid. Kort na introductie van ipilimumab in 2011 kwamen de BRAF-remmers vemurafenib (2012) en dabrafenib (2014) ter beschikking.1,2 In 2015 en 2016 werden de PD-1-remmers nivolumab en pembrolizumab geïntroduceerd.3,4 Combinatiebehandelingen met verschillende BRAF- en MEK-remmers en met ipilimumab en nivolumab zijn sinds 2016 mogelijk. Sinds 2017 is talimogeen laherparepvec (TVEC) ook geregistreerd voor de behandeling van het gevorderd of gemetastaseerd melanoom.5 Recent is de toevoeging van relatlimab aan eerstelijnsbehandeling met nivolumab ook door cieBOM beoordeeld.6
Ongeveer de helft van deze patiënten heeft echter geen duurzame respons. Fase I/II-onderzoeken van adoptieve celtherapie met tumorinfiltrerende lymfocyten (TIL) hebben veelbelovende responsen laten zien, maar gegevens uit fase III-studies ontbraken nog.
In de hier te bespreken fase III-studie, uitgevoerd in twee centra, wordt TIL-behandeling vergeleken met ipilimumab bij patiënten met een irresectabel stadium IIIC of IV melanoom na maximaal één lijn behandeling voor dit stadium van de ziekte.7
Er is bij EMA beoordeling van de TIL-therapie bij melanoom aangevraagd. Er is door het Zorginstituut een tijdelijke regeling getroffen waardoor momenteel deze behandeling in het Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis te Amsterdam gegeven kan worden.
1. Kankersoort en lijn van behandeling
TIL-therapie en interleukine-2 werd onderzocht bij patiënten met een irresectabel of gemetastaseerd melanoom met één of meer resectabele metastasen van voldoende grootte (gezamenlijke diameter van ten minste 2-3 cm) in de eerste lijn of na progressie op behandeling met een anti-PD-1-antilichaam.
2. Vergelijking met de referentiebehandeling in Nederland
In de huidige studie wordt behandeling met TIL-therapie vergeleken met ipilimumab bij patiënten die progressief zijn na anti-PD-1-checkpointremming, of in de eerste lijn bij patiënten die nog geen eerdere behandeling voor gemetastaseerde ziekte hebben ondergaan.
In Nederland wordt aan patiënten met een recidief melanoom, na eerste lijn of adjuvante behandeling met checkpointremming, ipilimumab al dan niet in combinatie met nivolumab of, bij een BRAF-mutatie, BRAF-/MEK-remmers gegeven. De controlebehandeling in deze studie was op het moment van de studie in Nederland een standaardbehandeling.
3. Methode en kwaliteit van de studie
Deze studie is een gerandomiseerde fase III-multicenterstudie voor patiënten met een stadium IIIC-IV irresectabel of gemetastaseerd melanoom. Om voor inclusie in aanmerking te komen dienden patiënten 18 tot 75 jaar oud te zijn, RECIST 1.1-meetbare ziekte te hebben (ook na het verwijderen van de tumorlaesie(s) voor de behandeling), en een ECOG-performancestatus van 0 of 1 te hebben. Zij moesten adequate bloedwaarden en orgaanfunctie hebben en negatieve serologie voor HIV, hepatitis-B en -C en syfilis. Het LDH mocht niet meer dan twee maal hoger zijn dan de bovengrens. Patiënten moesten bereid zijn om effectieve anticonceptie toe te passen tot 4 maanden na de laatste behandeling. Patiënten met een levensverwachting van minder dan 3 maanden werden geëxcludeerd. Patiënten mochten geen oculair-, slijmvlies- of ander non-cutaan melanoom hebben. Behandeling met maximaal één lijn eerdere systemische behandeling voor irresectabel of gemetastaseerde ziekte mocht gegeven zijn, met uitzondering van ipilimumab. (Neo)adjuvante behandeling was toegestaan indien deze ten minste 6 weken eerder was afgerond. Meer dan twee hersenmetastasen of symptomatische hersenmetastasen waren niet toegestaan. Vanwege de hoge dosis interleukine-2 werden patiënten met een voorgeschiedenis van coronaire revascularisatie, een linkerventrikelejectiefunctie kleiner dan 45 procent, 2-3e graad bundeltakblok of een gecompromitteerde longfunctie met een FEV1 van minder dan 60 procent, of meer dan 20 pack years roken in de laatste 2 jaar geëxcludeerd. Ook mochten patiënten behalve vitiligo geen significante autoimmuunziekte hebben. Patiënten werden 1:1 gerandomiseerd tussen behandeling met infusie van ten minste 5 × 10e9 TILs, voorafgegaan door niet-myeloablatieve lymfocyten-depleterende chemotherapie (cyclofosfamide en fludarabine) en gevolgd door interleukine-2 in hoge doses versus ipilimumab 3 mg/kg IV iedere 3 weken, tot een maximum van 4 cycli.
De behandeling werd gestratificeerd naar BRAF V600-mutatiestatus, lijn van behandeling en behandelcentrum. Patiënten in de TIL-groep ondergingen metastasectomie en werden na het genereren van voldoende TILs volgens standaardprocedures (4-6 weken) opgenomen voor de niet-myeloablatieve lymfocyten-depleterende chemotherapie (cyclofosfamide 60 mg/kg IV per dag gedurende 2 dagen en fludarabine 25 mg/m2 IV). Dit werd gevolgd door infusie van de TILs en interleukine-2 in hoge doses (600.000 IU per kilogram IV), iedere 8 uur tot maximaal 15 doses. Toedieningen van ipilimumab konden worden uitgesteld of gestaakt volgens protocol. Dosisreducties waren niet toegestaan.
Het primaire eindpunt van de studie was progressievrije overleving (PFS) volgens RECIST 1.1. Secundaire eindpunten waren PFS beoordeeld volgens immuun-gerelateerde responscriteria; objectieve respons beoordeeld volgens RECIST 1.1 en immuungerelateerde responscriteria, complete respons, overleving, gezondheidsgerelateerde kwaliteit van het leven en veiligheid. Een CT-scan werd bij baseline gemaakt, na 6, 12, 18 en 24 weken en vervolgens iedere 3 maanden. Een respons werd bevestigd door middel van een CT-scan 6 weken later. Kwaliteit van leven werd gemeten bij baseline, een week na het beëindigen van de ipilimumab of TIL-therapie (week 9) en vervolgens in week 12, 18, 24, 48 en 60. De kwaliteit van leven werd gemeten met de vragenlijsten EuroQol-5D, EORTC-QLQ C15PAL en Impact of Events (IES).
Bijwerkingen van de behandeling werden geëvalueerd volgens CTC-AE 4.0. Data over vervolgbehandelingen zijn verzameld in deze studie.
Volgens het ontwerp van de studie waren er 160 patiënten nodig om met 90 procent power en een tweezijdige alfa van 5 procent een toename van de PFS na 6 maanden van 20 procent in de controlegroep naar 45 procent in de TIL-groep met een odds ratio van 3,27 vast te kunnen stellen. Met een verwachte uitval van 5 tot 10 procent van de patiënten gerandomiseerd voor de TIL-groep (geen groei van de TILs of progressie voordat de behandeling kon plaatsvinden), waren 168 tot 176 patiënten nodig. Na een amendement werd in plaats van de 6-maands PFS de gehele PFS het primaire eindpunt van de studie.