Inleiding
In Nederland wordt jaarlijks bij ongeveer 15.000 mensen een mammacarcinoom vastgesteld, waarbij in ongeveer 85 procent van de gevallen sprake is van een hormoonreceptorpositief carcinoom. Ongeveer 40 procent heeft een stadium II of III mammacarcinoom.1 Bij deze patiënten wordt na operatie, eventuele radiotherapie en eventuele chemotherapie, adjuvante endocriene therapie gegeven. Ondanks optimale behandeling bestaat er een aanzienlijk risico op recidief of metastasering. Dit risico blijft tot ten minste 20 jaar na diagnose oplopen en is afhankelijk van het stadium en de tumorgraad. Bij tumoren met meer dan 4 positieve lymfeklieren kan dit risico oplopen tot 50 procent na 20 jaar.2
Verschillende studies laten voordeel zien in progressievrije en/of totale overleving van toevoeging van een remmer van de cyclineafhankelijke kinases 4 en 6 (CDK4/6-remmer) aan endocriene behandeling van het gemetastaseerd mammacarcinoom. Bij postmenopauzale patiënten zijn de CDK4/6-remmers ribociclib, palbociclib en abemaciclib voor zowel eerstelijns als tweedelijns behandeling geregistreerd. In de hier te bespreken monarchE-studie wordt abemaciclib in de adjuvante setting toegevoegd aan endocriene therapie bij patiënten met een hoogrisico mammacarcinoom.3
EMA heeft abemaciclib goedgekeurd voor de behandeling van volwassenen met een hormoonreceptorpositief, HER2-negatief, okselklierpositief mammacarcinoom met een hoog risico op recidief, gedefinieerd als ofwel ten minste 4 positieve lymfeklieren, ofwel 1-3 positieve lymfeklieren en één van de volgende criteria: een tumordiameter van ten minste 5 centimeter of een tumorgraad 3 (overeenkomend met de inclusiecriteria voor cohort 1 uit de monarchE-studie).
1. Kankersoort en lijn van behandeling
Adjuvante behandeling met abemaciclib en endocriene therapie werd onderzocht bij patiënten met een niet-gemetastaseerd hormoonreceptorpositief, HER2-negatief mammacarcinoom en een hoog risico op recidief.
2. Vergelijking met de referentiebehandeling in Nederland
In de monarchE-studie wordt adjuvante behandeling met abemaciclib toegevoegd aan endocriene therapie vergeleken met alleen endocriene therapie. De aanbevolen behandelduur met endocriene therapie is 5 jaar of conform lokaal protocol en kan naar inzicht van de behandelaar verlengd worden. De meeste patiënten in de studie werden behandeld met een aromataseremmer. Tamoxifen of een sequentiële behandeling (tamoxifen gevolgd door een aromataseremmer of vice versa) was ook toegestaan. Bij premenopauzale vrouwen werd een LHRH-agonist aan de behandeling toegevoegd. De behandeling in de controlegroep voldoet hiermee aan de huidige referentiebehandeling in Nederland.
3. Methode en kwaliteit van de studie
De monarchE-studie is een open label, gerandomiseerde fase III-multicenterstudie voor patiënten met een hormoonreceptorpositief, HER2-negatief mammacarcinoom. Om voor inclusie in aanmerking te komen dienden patiënten 18 jaar of ouder te zijn, een ECOG-performancestatus van 0 of 1 te hebben en een hoog risico te hebben op recidief. Patiënten werden geïncludeerd in 2 cohorten. Cohort 1 bestond uit patiënten met ten minste 4 positieve okselklieren of 1-3 positieve okselklieren en ofwel een tumordiameter van ten minste 5 centimeter ofwel een tumorgraad 3. Cohort 2 bestond uit patiënten met 1-3 positieve okselklieren, een tumordiameter kleiner dan 5 centimeter en tumorgraad 1 of 2 maar met een Ki-67 van ten minste 20 procent. Het was toegestaan om reeds gestart te zijn met endocriene therapie voor een maximale periode van 12 weken en de chirurgische verwijdering van het mammacarcinoom mocht maximaal 16 maanden geleden hebben plaatsgevonden. Radiotherapie, okselchirurgie en (neo)adjuvante chemotherapie was toegestaan. Patiënten met een inflammatoir carcinoom, met een contralaterale positieve okselklier, of een voorgeschiedenis van invasief mammacarcinoom of een diepveneuze trombose of longembolie mochten niet worden geïncludeerd in de studie.
Patiënten werden 1:1 gerandomiseerd tussen behandeling met abemaciclib en endocriene therapie of endocriene therapie. De behandeling werd gestratificeerd naar chemotherapie (neoadjuvant versus adjuvant versus geen chemotherapie), menopauzale status bij diagnose (premenopauzaal versus postmenopauzaal) en geografische regio (Europa en Noord-Amerika versus Azië versus de rest van de wereld). Abemaciclib werd gegeven in een dosis van 150 mg tweemaal daags per os gedurende een periode van 2 jaar. Het uitstellen of reduceren van de dosis vanwege bijwerkingen was toegestaan volgens in het protocol gespecificeerde criteria. Endocriene therapie werd toegediend volgens de lokale behandelrichtlijnen voor een periode van 5 tot maximaal 10 jaar en kon bestaan uit tamoxifen of een aromataseremmer (bij premenopauzale vrouwen werd een LHRH-agonist toegevoegd aan de aromataseremmer). Cross-over was niet toegestaan. Bij randomisatie werd een CT-scan verricht van thorax, abdomen en pelvis en een skeletscintigrafie. Verdere beeldvorming werd alleen op indicatie verricht. De follow-up bestond uit gerichte anamnese, gedurende de eerste 2 maanden elke 2 weken, tijdens maand 3 tot 6 elke maand, tijdens maand 7-24 elke 3 maanden, tijdens jaar 3 tot en met jaar 5 elke 6 maanden en vervolgens jaarlijks tot 10 jaar na inclusie. Mammografie of MRI van de mammae werd jaarlijks verricht of volgens lokaal protocol. Bijwerkingen van de behandeling werden geëvalueerd volgens CTC-AE 4.0.
Kwaliteit van leven werd gemeten met de Functional Assessment of Cancer Therapy (FACT)-Breast 37-vragenlijst, de FACT-Endocrine Symptoms-vragenlijst, en de Functional Assessment of Chronic Illness Therapy Item Library (FACIT)-vragenlijst over cognitive symptoms, bladder symptoms, fatigue en side effect burden. Kwaliteit-van-levenvragenlijsten werden afgenomen na randomisatie, tijdens de behandeling (na 3, 6, 12, 18 en 24 maanden) en tijdens de follow-up (na 1, 6 en 12 maanden). De drempel voor een minimaal relevant verschil in kwaliteit van leven werd vastgesteld op een halve standaarddeviatie ten opzichte van baseline of 1 punt verschil bij een ‘itemscore’.4
Het primaire eindpunt van de studie was invasieve ziektevrije overleving (iDFS), gedefinieerd volgens de Standardized Definitions for Efficacy End Points (STEEP) criteria als de tijd van randomisatie tot het optreden van lokaal of locoregionaal recidief, afstandsmetastase, contralateraal mammacarcinoom, een nieuwe invasieve maligniteit of overlijden.5 Secundaire eindpunten waren iDFS bij patiënten met een Ki-67-index ≥ 20 procent, afstandsmetastasevrije overleving (distant metastasis free survival; DMFS), overleving, veiligheid en kwaliteit van leven.
Volgens het ontwerp van de studie waren 4580 patiënten en 390 events nodig om met 85 procent power en een tweezijdige alfa van 0,05 een hazard ratio (HR) van 0,73 voor iDFS vast te stellen. Er waren 5 geplande analyses: 2 geplande interimanalyses voor het primaire eindpunt, de finale analyse van het primaire eindpunt en een geplande interim-analyse voor overleving, verricht 2 jaar na de finale analyse van het primaire eindpunt. De tweede interim-analyse voor iDFS,6 de finale analyse van de iDFS7 en de geüpdatete analyse van iDFS met de interim-analyse van overleving3 zijn separaat gepubliceerd. De hier gepresenteerde data zijn afkomstig uit de geüpdatete analyse van iDFS3 en de kwaliteit-van-levenstudie.4