Naar aanleiding van de adviezen van de commissie BOM over respectievelijk de combinatie pembrolizumab plus axitinib en de combinatie avelumab plus axitinib publiceerde de richtlijncommissie eerder in maart 2020 in Medische Oncologie een beschouwing over de eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd heldercellig RCC3. Het recente verschijnen van de twee genoemde nieuwe adviezen voor dezelfde indicatie en het toenemend aantal behandelingsmogelijkheden is aanleiding voor de commissie om ook deze nieuwe adviezen in perspectief te plaatsen.
Andere relevante aandachtspunten
De door de commissie BOM in dit nummer gepresenteerde medisch-inhoudelijke beoordelingen van de combinaties van lenvatinib plus pembrolizumab en cabozantinib plus nivolumab spreken voor zich. Het is van belang om daarnaast stil te staan bij een aantal andere relevante aspecten van deze middelen.
- De studies zijn uitgevoerd bij patiënten met een indicatie om te starten met sunitinib. Oftewel: er was geen reden (meer) om waakzaam te wachten. Dit gaat ook op voor patiënten in de studies met beide nieuwe combinaties.
- De rol van TKI-monotherapie in de subgroep patiënten met een goede prognose volgens de risicoscore van het International Metastatic Renal Cell Carcinoma Database Consortium (IMDC) blijft onverminderd valide. De registratie van de nieuwe combinaties behelst weliswaar ook de subgroep patiënten met een goede prognose, maar de daadwerkelijk gunstige effecten waarop de registratie plaats heeft gevonden worden voornamelijk behaald in de subgroepen patiënten met een intermediaire of slechte prognose volgens de IMDC-risicoscore. Dit gegeven wordt onderbouwd door de followupdata over de lange termijn van de KEYNOTE-426-studie4, waar het overlevingsvoordeel alleen gezien werd in de subgroepen met een intermediaire of slechte prognose en niet in de subgroep met een goede prognose volgens de IMDC-risicoscore. De complexiteit van de weging van de subgroepen is wel toegenomen, getuige de neiging in internationale richtlijnen om meer en meer ook de combinatietherapie te positioneren bij de subgroep met een goede prognose volgens de IMDC-risicoscore.
- Tegelijk wordt ook een tegenovergestelde beweging in de dagelijkse praktijk gemerkt, waarbij zorgverzekeraars helaas niet altijd bereid zijn om combinatietherapie te vergoeden bij patiënten met een formeel goede prognose volgens de IMDC-risicoscore, terwijl er tumorkenmerken aanwezig kunnen zijn die dusdanig bedreigend zijn dat het biologisch gedrag meer kenmerken heeft van een profiel van patiënten met een intermediaire of slechte prognose volgens de IMDC-risicoscore.
- Het laatste belangrijk punt is de ernstige financiële toxiciteit die de combinaties met zich meebrengen. Hier is, ondanks toenemende concurrentie op deze indicatie, helaas niet de gewenste vooruitgang, maar zelfs verdere achteruitgang te betreuren. Beide nieuwe combinaties hebben een tarief gekregen dat in de hedendaagse gezondheidszorg goedbeschouwd niet meer goed te verantwoorden is (zie tabel). Tevens dient te worden opgemerkt dat het patent van sunitinib (de controlearm) sinds de vorige plaatsbepaling inmiddels is verlopen.