Het onderzoek bevatte twee groepen patiënten met stadium II coloncarcinoom. Bij de ene groep was de aanwezigheid van ctDNA in het bloed de leidende factor voor de behandelkeuze. Patiënten uit deze groep kregen chemotherapie op basis van oxaliplatine of fluoropyrimidine wanneer ze postoperatief een positief ctDNA-resultaat hadden. Patiënten zonder ctDNA in het bloed kregen geen behandeling. Bij de andere groep werd de behandelkeuze gemaakt aan de hand van standaard klinisch-pathologische kenmerken.
De standaardbehandelingsgroep bestond uit 153 patiënten. Hiervan kreeg 28 procent adjuvante chemotherapie. In de ctDNA-groep waar 302 patiënten in zaten was dit percentage lager: 15 procent.
De recidiefvrije tweejaarsoverleving voor de ctDNA-groep verschilde 1,1 procentpunt met die voor de standaardbehandelingsgroep, 93,5 procent versus 92,4 procent (95% BI: −4,1 tot 6,2).