Bijna alle respondenten (92 procent) gaven extra steun of hulp aan hun naaste nadat hij of zij kanker kreeg. Het gaat vooral om het bieden van een luisterend oor, maar ook om bijvoorbeeld het rijden naar het ziekenhuis, het bieden van afleiding, overleggen met zorgverleners en praktische hulp in het huishouden.
Hoewel meer dan de helft van de naasten aangeeft genoeg tijd en energie te hebben, ervaart ruim 40 procent dit níet zo en vindt 55 procent het bieden van extra steun of hulp emotioneel zwaar. Bovendien voelt een kwart van hen zich schuldig als zij iets leuks voor zichzelf gaat doen.
De peiling laat ook zien dat leeftijd een rol speelt en of een dierbare komt te overlijden. Zo geven naasten jonger dan 40 en nabestaanden vaker aan zich eenzaam en machteloos te voelen en zorgen zij slechter voor zichzelf, dan andere naasten.
Van de naasten die aangeven door zorgverleners serieus genomen te willen worden als gesprekspartner, geeft 74 procent aan dit ook daadwerkelijk ervaren te hebben. En voor naasten die behoefte hadden aan steun van hun werk, geldt dat bijna twee derde dit ook heeft ervaren.
De volledige rapportage is gepubliceerd op de site van de NFK.