Overzicht

Meer inzicht in cijfers behandeling en overleving periampullair adenocarcinoom

  • 19 september 2022

De vier verschijningsvormen van periampullair adenocarcinoom verschillen aanzienlijk in behandelstrategieën en overleving (OS). Promovendus Evelien de Jong (Maastricht UMC+) en collega’s concluderen dit op basis van data uit de Nederlandse Kankerregistratie.

Evelien de Jong
Evelien de Jong

De onderzoekers analyseerden de gegevens van ruim 8700 patiënten die tussen 2012 en 2018 de diagnose niet-gemetastaseerde periampullair adenocarcinoom kregen. Hiervan had 68 procent pancreasadenocarcinoom (PDAC), 13 procent distaal cholangiocarcinoom (DC), 12 procent papil van Vater-carcinoom (AC) en 7 procent duodendale adenocarcinoom (DA).

Van de PDAC-patiënten had 35 procent een resectie ondergaan, van de DC-patiënten 56 procent, van de AC-patiënten 70 procent en van de DA-patiënten 59 procent. (Neo)adjuvante therapie werd toegediend bij 22 procent van PDAC-patiënten, bij 7 procent van de DC-patiënten, bij 7 procent van de AC-patiënten en bij 12 procent van de DA-patiënten.

Adjuvante therapie droeg bij aan overleving bij PDAC (hazard ratio (HR): 0,62 [95%-BI: 0,55-0,69]) en DC (HR: 0,69 [95%-BI: 0,48-0,98]). Dit gold niet voor AC (HR: 0,87 [95%-BI: 0,62-1,22]) en DA (HR: 0,85 [95%-BI: 0,48-1,50]).

Uit een vervolgstudie van De Jong en collega’s blijkt verder dat er richtlijnen voor DA en AC ontbreken en weinig evidence-based onderzoek naar deze vormen is uitgevoerd.