CRITERIA VASTSTELLEN VOOR OPTIMALE MULTIDISCIPLINAIRE BESPREKING

Het MDO van de toekomst

  • 4 min.
  • Promotie
  • Wetenschap

Internist-oncoloog Janneke Walraven doet aan het Radboudumc en IKNL promotieonderzoek naar het functioneren van het huidige oncologisch MDO. Ze hoopt criteria te kunnen opstellen voor de meest optimale multidisciplinaire bespreking van oncologische patiënten.

‘De literatuur laat verrassend genoeg geen duidelijk voordeel zien van het houden van MDO’s op de overall survival van patiënten’, vertelt Walraven. ‘Kleine, retrospectieve studies tonen soms wel een overlevingsvoordeel, maar uit een systematische review blijkt dat niet.1 Dit is overigens ook lastig vast te stellen gezien de grote veranderingen in diagnostische en therapeutische modaliteiten in de afgelopen decennia. Er zou eigenlijk nog prospectief onderzoek moeten worden gedaan, waarbij de ene groep patiënten wel en de andere niet in een MDO wordt besproken. Maar dat is ethisch gezien niet haalbaar nu het MDO zo is ingebed in de oncologische praktijk en in alle richtlijnen voorkomt.’
De promovenda onderzoekt hoe een MDO zo optimaal mogelijk kan worden gehouden en over welke gerelateerde vaardigheden specialisten dienen te beschikken. In samenwerking met IKNL heeft Walraven een enquête opgesteld en deze reeds als pilot uitgezet onder oncologisch specialisten om de mening over het functioneren van het huidige MDO en over het MDO van de toekomst in kaart te brengen. Een deel van de respondenten nodigt ze uit voor verdiepende interviews.

Vertegenwoordiger patiënt

‘Uit mijn literatuuronderzoek blijkt al dat het voor een constructieve discussie heel belangrijk is dat er een arts of casemanager aanwezig is die de patiënt kent en kan optreden als vertegenwoordiger. Die kan erop toezien dat er rekening wordt gehouden met de voorgeschiedenis, comorbiditeit en voorkeuren van de patiënt.’ Er loopt nu een regionaal project vanuit het UMC Groningen waarbij een verpleegkundig specialist voorafgaand aan het MDO met geriatrische gynaeco-oncologische patiënten praat om in kaart te brengen wat hun wensen zijn. Er wordt verwacht dat een dergelijke voorbespreking met name voor hen waardevol is, omdat zij niet altijd meer een operatie of systemische therapie met hoge toxiciteit willen of kunnen ondergaan.

Meerwaarde voor patiënt

‘Het MDO is heel nuttig om de behandeling te finetunen, de laatste stand van de wetenschap mee te nemen en om te kijken of een patiënt in aanmerking komt voor een klinische trial. De vraag is of het niet doorschiet en je patiënten alleen bespreekt omdat het moet volgens de SONCOS-normering. Het moet ook van meerwaarde zijn voor de patiënt.’ Systematisch onderzoek laat zien dat bij zeker 10 procent van de patiënten veranderingen in het behandelplan worden doorgevoerd na bespreking bij het MDO.1
Uit data van de Nederlandse Kankerregistratie blijkt dat 92 procent van de patiënten multidisciplinair wordt besproken. Daarmee wordt voldaan aan de SONCOS-norm. Patiënten die geen operatie krijgen, worden minder vaak besproken. Ook een hogere leeftijd en een meer gevorderd stadium verkleinen de kans op bespreking in het MDO. ‘Er worden in de praktijk dus al keuzes gemaakt. Een gestandaardiseerde template voor het MDO kan daarbij nuttig zijn. Ook digitale beslisbomen kunnen het MDO ondersteunen. IKNL heeft daarvoor de online tool Oncoguide ontwikkeld’, vertelt Walraven.

Multidisciplinair spreekuur

Op beperkte schaal is onderzocht of deelname van de patiënt aan het MDO wenselijk is. Voor zowel specialist als patiënt blijkt dat echter niet ideaal vanwege verschillen in rol en kennisniveau. Walraven ziet meer in een multidisciplinair spreekuur om de resultaten van het MDO naar de patiënt te vertalen. ‘In het Radboudumc werken we nu deels met multidisciplinaire poli’s voor enkele tumortypen. De eerste resultaten zijn positief. Het vergt natuurlijk wel de nodige logistieke aanpassingen en toewijding van de betrokken specialisten, maar onmogelijk is het niet. Het MDO heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt sinds het begin deze eeuw in opkomst kwam. Toen konden er vaak geen behandelbesluiten worden genomen omdat er niet van alle specialismen vertegenwoordigers aanwezig waren. Nu hoort het MDO bij de vaste taakstelling en is de opkomst heel hoog’, aldus Walraven.
Ze merkt dat er belangstelling is voor haar onderzoek. ‘Iedereen is aan het nadenken over het MDO, omdat er steeds meer tijd en daarmee ook geld mee gemoeid is. In een later stadium hoop ik aanbevelingen aan SONCOS te kunnen doen voor het oncologisch MDO van de toekomst en verbeteringen in de scholing voor aios te bieden om hen voor te bereiden op hun rol in MDO’s.’


Enquête Kwaliteitsbeoordeling van het Oncologisch Multidisciplinair Overleg

De enquête van Walraven is als pilot uitgezet in 4 ziekenhuizen verspreid over het land, zowel een academisch, twee perifere alsook een algemeen ziekenhuis. Het is, in tegenstelling tot de peiling van Medische Oncologie, gericht aan alle betrokken deelspecialismen en betreft een uitgebreide vragenlijst over het functioneren van het huidige MDO. Er worden vragen gesteld over patiëntgerichte klinische besluitvorming, over competenties en opleidingsaspecten van AIOS. Daarnaast wordt er ingezoomd op de groeiende behoefte in het oncologisch veld om MDO’s anders in te richten. Resultaten van deze pilot worden momenteel onderzocht. Walraven hoopt de leden van de NVMO te enthousiasmeren de enquête in te vullen op het moment dat deze breder uitgezet wordt. ‘Het gaat immers over de veranderingen in de dagelijkse praktijkvoering van ons allemaal.’ 


J. Walraven werkt sinds december 2016 als internist-oncoloog in het Radboudumc. Zij begon gelijktijdig, in samenwerking met IKNL, met haar promotieonderzoek naar het verbeteren van de kwaliteit van het oncologisch MDO.