Primum non nocere?

  • 2 min.
  • Voorwoord
  • Woord vooraf

Een van de bekendste adagia uit de geneeskunde is afkomstig uit het Hippocratische traktaat Epidemieën: ‘Doe ten aanzien van ziekten twee dingen: helpen, of (althans) niet schaden.’ Vaak wordt het in de verkorte Latijnse versie gebezigd: ‘primum non nocere’ (in de eerste plaats niet schaden); daarbij valt ‘helpen’ weg. Door de enorme vooruitgang op het gebied van kennis over de ontwikkeling en behandeling van kanker moeten we als oncologen steeds vaker de winst van het behandelen van kanker afzetten tegen het verlies van de schadelijke effecten van de therapie. ‘Primum non nocere’ geldt dus eigenlijk niet.

Steeds meer geloven we, al dan niet ondersteund door uitkomsten van klinische trials, dat ons handelen onze patiënten ten goede komt. Er zit echter terecht twijfel in dat woord ‘geloven’. Er zijn talloze voorbeelden van behandelingen die voor de patiënten niets opleverden en desondanks jarenlang zijn verricht omdat dokters ‘geloofden’ dat het goed was. Ook zien we dat, ondanks alle fraaie studies, de toegevoegde waarde van ons handelen op populatieniveau beperkt is en dat lang niet alle patiënten van de medische doorbraken profiteren. Enerzijds moeten we daarom studies blijven doen die generaliseerbaar zijn en met eindpunten die ertoe doen, anderzijds moeten dergelijke studies niet tot eindeloze vertraging van implementatie van een betere behandeling leiden. Bovendien kunnen de eindpunten die door ons als artsen zijn geaccepteerd en in sommige gevallen tot heilige graal zijn verworden nog wel eens kritisch tegen het licht gehouden worden. Bijwerkingen van nieuwe behandelingen zijn vaak niet onaanzienlijk en we kunnen ook niet meer onder onze maatschappelijke verantwoordelijkheid uit, gezien de enorme kosten die innovaties tegenwoordig met zich meebrengen.

Er is enkele jaren geleden vast ook geloofd dat het goed was om zoveel medisch oncologen in opleiding te laten komen. Op dat moment was dat zeker te rechtvaardigen met het oog op de groei van de oncologische zorg. Dat er nu werkloze collega’s thuis zitten, hoewel het werk er echt wel is, heeft met vele factoren te maken. Introspectie van de jonge klaren en al zittende internist-oncologen over werkomgeving en -invulling, maar ook binnen maatschappen en ziekenhuisbesturen over de waardering in mankracht van ons vak en wellicht herziening van het hoofdlijnenakkoord, zal hopelijk op (korte) termijn oplossingen kunnen bieden. Vanuit de NVMO zal een krachtig signaal gestuurd moeten worden richting NIV en overheid, maar het blijft opvallen dat vrijwel alle internist-oncologen, of ze nu in loondienst of vrije vestiging werken, meer werken dan het aantal uren dat in hun contract staat.

Het verkorte ‘primum non nocere’ is passé, maar het oorspronkelijke adagium geldt nog steeds. Dat hebben we toe te passen op onszelf en diegenen voor wie we zorgen.