Hoe gaat het met je?

  • 1 min.
  • Voorwoord
  • Woord vooraf

U zult het allemaal wel herkennen: een patiënt, onder behandeling voor uitgezaaide kanker, die verzucht dat hij/zij helemaal geen zin meer heeft om antwoord te geven op de vraag: ‘Hoe gaat het met je?’ of te reageren op: ‘Je ziet er goed uit’. Vaak geconfronteerd worden met je ongeneeslijke ziekte terwijl je je helemaal niet goed voelt, is niet bevorderlijk voor je mentale gesteldheid. De diagnose kanker is beladen en stigmatiserend en de behandeling is ingrijpend, zwaar en complex. Paternalisme heeft plaatsgemaakt voor shared decision-making (al dan niet met behulp van praatkaarten) en vrijwel alle somber stemmende aspecten van de diagnose worden geacht op tafel te komen in de gesprekken met onze patiënten. Het bespreken van het reanimatiebeleid bijvoorbeeld, is vaak een terugkerend thema en bijna een doel op zich (of patiënten hier daadwerkelijk betere zorg door ontvangen durf ik te betwisten). Zo bezien is het ongelooflijk knap dat we als zorgverleners zo vaak op één lijn zitten met onze patiënten.

Uit de NVMO-enquête naar het psychosociaal welzijn van ons allen blijkt dat we een bevlogen beroepsgroep zijn met een gezonde hoeveelheid geluksgevoel. We investeren veel in de relatie met onze patiënt en proberen de balans te vinden tussen emotionele afstand en betrokkenheid. Een dunne scheidslijn want aan de ene kant moet je niet verdrinken in de ellende van anderen. Dat gezegd hebbende, stop ik met dit vak als ik na een heftig gesprek met die jonge moeder met uitgebreid gemetastaseerde ziekte hier thuis niet nog even over kan nadenken of napraten. Gelukkig is het percentage burn-out in onze beroepsgroep niet verontrustend hoog. Er worden echter wel een aantal forse risicofactoren gezien.

Duurzame inzetbaarheid van ons allen is van vitaal belang. Gelukkig zijn er goede initiatieven voor begeleiding van diegenen die toch in een burn-out terechtkomen. Er zijn echter ook mogelijkheden voor primaire preventie en wellicht dat door de COVID-19-crisis hier versneld werk van kan worden gemaakt. De patiëntenaantallen kunnen we wel aan, daar halen we onze energie vandaan. Hoog tijd om de ruimte te pakken die we nodig hebben om ons werk naar eigen inzicht te kunnen invullen en iets te doen aan de registratiedruk, zodat we op de vraag: ‘Hoe gaat het met je?’ kunnen antwoorden met een welgemeend: ‘Goed!’

Namens de redactieraad