Wie mag bepalen wat kwaliteit van zorg inhoudt?

  • 3 min.
  • Open Podium

Sinds het Laurentius Ziekenhuis in Roermond in oktober 2018 het patiëntkeurmerk Seniorvriendelijk ziekenhuis de deur wees, zijn de lintjes en keurmerken voor de ziekenhuiszorg op hun retour. In de zorg bestaat een toenemende weerstand tegen administratieve lasten, waaronder ook het verzamelen van informatie voor een keurmerk. Daarnaast zeggen ziekenhuizen zelf voldoende te doen om hun zorg te verbeteren. Ze zien geen meerwaarde in keurmerken – óók niet voor de patiënt – omdat bijna alle ziekenhuizen de keurmerken toegekend krijgen. Een keurmerk is dus niet meer onderscheidend. Dat door het wegvallen van subsidies soms moest worden betaald voor een keurmerk, maakte keurmerken niet populairder.

Dat keurmerken verdwijnen, laat zien dat patiëntenorganisaties en ziekenhuizen het niet altijd eens zijn over wat relevante maten van kwaliteit zijn. De aandacht verschuift van klassieke kwaliteitskeurmerken naar het meten van uitkomsten van zorg. Zorgverleners meten klinische uitkomsten zelf en daarnaast vullen patiënten patient reported outcome measures (PROM’s) in. Deze uitkomsten van behandelingen vormen de basis voor het gesprek met de patiënt in de spreekkamer, waar de gedeelde besluitvorming tot stand komt.

Patiëntenorganisaties vinden echter naast uitkomsten van zorg ook andere, bijvoorbeeld organisatorische, aspecten relevant. Kun je al je ziekenhuisafspraken op één dag plannen? Welk type behandelingen biedt een ziekenhuis? De informatie over dit soort kenmerken dreigt nu het onderspit te delven. De zorg wil ten slotte minder indicatoren. Als de kwaliteitsmeting zich moet toespitsen op uitkomsten, dan vallen andere zaken af.
Voor een politicoloog draait de vraag naar de definitie van kwaliteit van zorg niet alleen om de inhoud; het gaat hierbij ook om macht. Want wie bepaalt wat we onder kwaliteit van zorg verstaan? Zijn dat alleen de professionals en de instellingen, of ook patiënten? Het eenzijdig afschaffen van keurmerken vraagt om een goed gesprek over die vraag in bestuurlijke overleggen met alle partijen aan tafel. Dat zal niet eenvoudig zijn. Om een voorbeeld te noemen: patiënten willen vaak weten of hun arts veel ervaring heeft met het behandelen van hun aandoening. Het verband tussen volume en uitkomsten van zorg is echter niet altijd wetenschappelijk aangetoond.
Desondanks kunnen patiënten het gevoel hebben dat ervaren artsen beter snappen waar het bij hun aandoening om gaat en hebben meer vertrouwen in hen. Wie mag dan bepalen of ervaring meetelt?

Patiëntenorganisaties vrezen dat met het verdwijnen van keurmerken ook hun kennis over het bepalen van de kwaliteit van zorg verdwijnt. Zij hebben in het afgelopen decennium uitgewerkt hoe je data van de ziekenhuizen kunt verzamelen en verwerken tot informatie over de kwaliteit van zorg die nuttig is voor de patiënt. Daarbij hebben zij veel kennis en inzichten opgebouwd. Dit soort kennis moet je onderhouden. Als deze kennis bij patiëntenorganisaties verloren gaat, kunnen zij geen goede inbreng meer leveren in de verschillende werkgroepen waarin patiënten en professionals gezamenlijk nadenken over het meten van kwaliteit van zorg. Want alleen aan tafel zitten is niet genoeg; patiëntvertegenwoordigers moeten ook echt iets kunnen inbrengen en gevoed worden met kennis over wat patiënten belangrijk vinden.
Artsen zitten vaak aan tafel met honderden medisch-wetenschappelijke publicaties achter de hand, maar patiëntvertegenwoordigers kunnen op veel minder wetenschappelijke kennis terugvallen. Er bestaan in ons land wel onderzoeksgroepen die zich bezighouden met het meten van kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van patiënten. Maar om die onderzoeksresultaten te kunnen beoordelen en gebruiken en – belangrijker nog – om die onderzoeksgroepen te kunnen voeden met nieuwe wetenschappelijke vragen, moeten patiëntenorganisaties ook zelf kennis in huis hebben en houden. Het structureel opbouwen daarvan vraagt om investeringen.

Samenvattend vraagt de neergang van kwaliteitskeurmerken van patiëntenorganisaties om een open gesprek over wat we verstaan onder kwaliteit van zorg en hoe je dat meet. Ik denk dat het belangrijk is dat zowel artsen als patiënten daarbij blijven openstaan voor de inbreng van de ander, want die is vaak complementair aan hun eigen visie.


Prof. dr. Diana Delnoij
Zij is: politicoloog, hoogleraar Sturing op kwaliteit en doelmatigheid bij de Erasmus School of Health Policy & Management en hoofd Ontwikkeling, Wetenschap en Internationale Zaken bij Zorginstituut Nederland.
Zij wil: een goed gesprek tussen partijen in de zorg over het meten van kwaliteit van zorg en hoeveel ruimte de onderwerpen krijgen die voor patiëntenorganisaties belangrijk zijn.


Wilt u van dit podium gebruikmaken om bijvoorbeeld uw standpunt, pleidooi of oproep onder de aandacht te brengen? Mail dan naar redactie@medischeoncologie.nl.