De dood van een imker

  • 4 min.
  • Helende woorden
  • Media & Cultuur

Wanneer een imker overlijdt, bindt men een band van zwarte stof om de korf. Het overlijdensbericht in de krant krijgt de tekst: ‘De bijen is aangezegd dat hun imker is overleden’. Het is een bezweringsformule die moet voorkomen dat het volk zal uitzwermen of onvruchtbaar wordt.

Wanneer Lars Lennart Westin (40) een brief ontvangt van het ziekenhuis met daarin de uitslag van zijn diagnostisch onderzoek, gebruikt hij de ongeopende envelop om er de haard mee aan te steken. Hij wil niets aangezegd krijgen. Het is nogal eenvoudig: ‘Of de brief zegt dat er niets aan de hand is, of hij zegt dat ik kanker heb en zal sterven… Het verstandigst is de brief niet te openen omdat er dan nog hoop is. Die hoop laat de pijn niet ophouden, maar laat me de pijn de baas zijn.’ De dood van een imker is het verhaal over pijn en kanker en over hoe Lars Lennart Westin aan pijn en lijden vormgeeft.1

De patiënt is leraar, gescheiden, werkloos geworden door een reorganisatie, houdt bijen en heeft een hond. In zijn houten huis in Midden-Zweden worstelt hij met de winter en met zijn pijn. De brief heeft een oncologieafdeling van een ziekenhuis als afzender; in Zweden is veel open en bloot. Ook al kan de moderne geneeskunde pijn goed beheersbaar maken, de leraar wil zijn pijn zelf te lijf gaan. Het traject is helder: op de eerste bladzijde van de roman staat het al, uitgezaaide kanker in de milt. Op de laatste bladzijde rijdt de ambulance over de met sneeuw bedekte weg richting het ziekenhuis. Auteur Lars Gustafsson (1936-2016) beschrijft een reis naar een plaats waar pijn de baas is. Pijn verdraagt geen rivaliteit.

Op de plaats des onheils is het de hond die als eerste onraad ruikt. Hij gaat de imker mijden, ‘Alsof ik stink.’ Een opmerkelijke observatie in een roman die verschijnt voordat de elektronische neus bij kankeronderzoek een rol gaat spelen. De imker vertikt het om slaaf te worden in ‘het keizerrijk van alle ziekten’. Liever maakt hij lange wandelingen met zijn hond over het schiereiland waar zijn huis staat. Het is februari in Midden-Zweden. Hij hangt zijn pijn op aan de boom waarlangs hij loopt, hij plakt de pijn aan de schutting die ze passeren, hij gooit de pijn in het meer.

Pijn is pijn als er pijn op staat – pijn leeft en varieert, in plaats en betekenis. ‘De pijn maakt gruwelijk duidelijk dat ik een lichaam heb, nee, dat ik een lichaam bén. En dat geeft me ook troost, net als een eenzaam iemand troost vindt bij een huisdier. Ik begin me nu af te vragen wat ik me op de hals haalde toen ik die brief in het haardvuur gooide. De pijn is nu geen huisdier meer, het is een afschuwelijke withete kracht die mijn zenuwstelsel overneemt en explodeert in elke zenuw.’ En de variatie: ‘Er gebeurt iets dat ik haast niet durf te noemen, uit vrees dat het dan niet meer waar is: de pijn verdween twaalf dagen geleden… Ik heb besloten een week te wachten voor ik begin te hopen.’ En de plaats: ‘Paradijs moet het zijn als de pijn stopt. Dat betekent dat we in het paradijs leven zo lang we geen pijn hebben. En we beseffen dat helemaal niet.’ En de betekenis: ‘Ik denk vaak aan één ding: sinds ik die brief verbrandde heeft het ziekenhuis niets van zich laten horen. Als het echt kanker was geweest, dan zouden ze natuurlijk contact hebben opgenomen als ze niets van mij vernamen. Dus: het was niets, een of andere ontsteking. Maar als ze de papieren verkeerd hebben opgeborgen? Ik begin de brievenbus te mijden.’

Twee schooljongens zijn nieuwsgierig naar zijn leven in het afgelegen houten huis. Hij verzint verhalen voor ze, over draken en ruimtewezens. De jongens brengen hem terug op aarde, terug naar zijn paradijselijke verleden, met verliefdheid, seks en zon. Hun levenslust en zijn copinggedrag versterken zijn veerkracht. De tijd in het paradijs duurt niet lang. De pijn is niet langer te sturen: ‘Het effect van morfine nam af en de gloeiende witte, kloppende pijnen rechtsonder de maag komen terug en worden sterker bij elke hartslag (...). sinds drie uur vanmorgen pijn op de oude plaats, ik wist dat me alleen maar een pauze was toebedeeld (...) de onplezierige overeenkomst tussen pijn en lust. Beide eisen totale aandacht, er is niets anders meer (...). Wat er nu met me gebeurt is weerzinwekkend, afschuwelijk, vernederend, en niemand kan me ervan overtuigen dat het op de een of andere manier goed voor me is.’2

Literatuur over pijn is in ruime mate voorhanden. Pijn bij mensen met kanker is in romans nog weinig uitgewerkt. De dood van een imker maakt duidelijk dat pijn intenser doet leven. Of de bijen het lot van hun imker is meegedeeld, laat de auteur in het midden.


Prof. dr. A.A. Kaptein is emeritus hoogleraar Medische psychologie. In deze column belicht hij romans die ingaan op thema’s als zingeving bij kanker, inpassen van kanker in het bestaan, therapie(on)trouw, levensstijl, zelfmanagement, kanker een plaats geven in een sociaal systeem en kwaliteit van leven. Dergelijke romans kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt als bibliotherapie of laten mogelijkheden voor expressive writing zien.